Sinds 2004 geldt met betrekking tot de renteaftrek van een lening in verband met de aankoop van een eigen woning, dat de opbrengst van de vorige woning verminderd met de daarop resterende eigenwoningschuld moet worden aangewend voor de verwerving van een nieuwe woning.
De overwaarde zoals deze verzilverd wordt bij verkoop van de eigen woning wordt in de wet aangeduid als het vervreemdingssaldo. Aan de orde is de vraag of er bij echtscheiding een vervreemdingssaldo eigen woning kan ontstaan en zo ja aan wie dat wordt toegerekend.
Bij de ontbinding van een huwelijksgemeenschap ontstaat een vervreemdingssaldo op het moment dat de woning ten aanzien van één of beide (ex) echtgenoten niet langer als een eigen woning wordt aangemerkt. Indien de woning na een echtscheiding wordt verkocht, ontstaat bij de beide voormalige echtgenoten in beginsel een vervreemdingssaldo ter grootte van de helft van de verkoopprijs verminderd met de helft van de resterende eigenwoningschuld. Ingeval één van de voormalige echtgenoten in de woning blijft wonen en de andere de woning verlaat ontstaat bij de vertrekkende persoon een vervreemdingssaldo ter grootte van de helft van de waarde van de woning verminderd met de helft van de resterende eigenwoningschuld.
Rekenvoorbeeld:
Op het moment van echtscheiding bedraagt de waarde van de woning € 300.000. De eigenwoningschuld bedraagt
€ 200.000. Er is sprake van een huwelijk op basis van gemeenschap van goederen. Eén van de partners behoudt de woning en de bestaande ’hypotheek’ (de eigenwoningschuld). De vertrekkende partner krijgt de helft van de overwaarde van € 100.000 toegerekend als eigenwoningreserve. De achterblijvende partner verwerft de andere helft van de overwaarde door verrekening met de overige boedel of door opname van een geldlening van € 50.000.
De bijleenregeling is in fiscaal opzicht een zeer complexe regeling.